Da’s niet eerlijk! Over rechtvaardigheid.

Toen ik een jaar of acht was kreeg ik met sinterklaas een cowboypak. Ik was er danig mee in mijn sas. Een jaar later kreeg mijn jongere broer een indianenpak, met echt leer en veel versierselen. Ik vond daar wat van en riep mijn moeder (de goede sint was inmiddels ontmaskerd) ter verantwoording: ‘da’s nie eerlijk, mam’. Haar antwoord: ‘misschien heeft de sint het ene jaar meer centjes dan het andere jaar’. Ik voelde me diep beschaamd. Voor zover ik me kan herinneren was dit de eerste eruptie van mijn geweten in de dop.

We hebben een aangeboren gevoel van rechtvaardigheid en zijn tegelijkertijd niet altijd vaardig-in-recht-doen. Vaak verstaan we onder dit begrip ‘gelijke behandeling’, het dwingende verlangen om hetzelfde te krijgen als die ander. Ook het bijbelse ‘behandel de ander gelijk uzelve’ lijkt hiernaar te verwijzen.

Maar het bovenstaande voorbeeld laat zien dat tijdsgeest en omstandigheden een rol spelen in wat als eerlijk (rechtvaardig) wordt gezien en wat niet. Bovendien moet het leven wel leefbaar blijven; soms moet je relativerend omgaan met je principes, zonder dat je corrupt wordt.

Zo zegt Prediker (7, 15-18): “Een rechtvaardig mens gaat aan zijn rechtvaardigheid ten onder, een onrechtvaardig mens leeft lang ondanks zijn slechte daden. Wees daarom niet al te rechtvaardig en meet jezelf geen overdreven wijsheid aan. Waarom zou je jezelf te gronde richten? maar gedraag je ook niet al te onrechtvaardig en wees niet overmatig dwaas. Waarom zou je sterven voor je tijd? Houd het ene vast en laat het andere niet los”.

Als we dat niet meenemen in onze overwegingen blijken we daarom niet altijd vaardig-in-recht-doen. Zo hoeft niet iedereen altijd hetzelfde te ontvangen om aan zijn/haar trekken te komen. Daarom introduceren we tegenwoordig bv. in onderwijs en zorg ook vaak hulp ‘op maat’. We kijken kritischer naar wat iemand nodig heeft i.p.v. klakkeloos dezelfde regel op iedereen toe te passen. Want bv. de toeslagenaffaire toont hoe zoiets kan ontsporen.

Balans tussen geven en nemen

Dat mensen een (juist of onjuist) instinct hebben voor rechtvaardigheid, sluit aan bij een systemische wet, die zegt dat we een feilloos gevoel hebben voor de balans tussen geven en nemen. In elke relatie, zowel in een gezin, bij een partner en op de werkvloer geldt: ik geef mijn liefde aan jou, maar ik verwacht daar iets soortgelijks van jou voor terug. Die rekening hoeft misschien niet direct vereffend te worden, maar wel op de lange duur. En in een arbeidsrelatie wordt over en weer verwacht dat de inspanningen in verhouding moeten zijn met de geldelijke en rechtspositionele beloning. In die zin is onbaatzuchtige liefde zo moeilijk: bijna niemand houdt het vol dat zijn of haar liefdesenergie steeds maar weer in een bodemloze put verdwijnt. Veel fricties, scheidingen en stakingen ontstaan omdat die balans danig is verstoord. Wie de documentaire reeks  ‘Kees’ heeft gevolgd ziet met pijn in het hart de zware prijs die de ouders betalen om hun autistische zoon steeds maar uit de wind te kunnen houden.[i]

In de huidige tijdsgeest van welvaart en grote individuele vrijheid is er een tendens ontstaan dat geven en nemen langzaam is verworden tot eisen en tegeneisen. Tegenwoordig klinkt vaker het ‘recht hebben op’ dan ‘de plicht voelen om’.

Het geweten

Gevoel voor rechtvaardigheid is een onderdeel van het geweten. Het geweten (Latijn: conscientia, dat wil zeggen “bij of met zichzelf weten”) vergelijkt een aangeleerde of ingeboren ethische norm met een praktische situatie. In de opvoeding wordt het geweten ontwikkeld omdat de ervaring leert dat menselijke neigingen erdoor in toom gehouden kunnen worden. Het geweten wordt metaforisch beschreven als de stem van het goede in de menselijke geest.

Mensen gedragen zich niet automatisch gewetensvol, ook al hebben ze een instinct daarvoor. Onlangs bleek uit onderzoek, dat het verstrekken van een basisinkomen aan iedereen bijna nooit leidt tot verbetering van levensomstandigheden. De gedachte was, dat als er meer materiële zekerheid bestaat, mensen meer tijd krijgen om hun leven te verbeteren door bv. bijscholing, schuldsanering, gezonder leven.  Maar veel mensen, in de onderste regionen, gingen juist minder werken, bleven schulden maken en bleven slechte gewoontes houden. Gratis geld ontvangen heeft blijkbaar niet automatisch tot gevolg dat mensen meer verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen leven. En omgekeerd leidt ook dwang vaak niet tot gedragsverandering.  Gevangenisstraffen en geldboetes leiden niet tot vermindering van criminaliteit.

Menselijk handelen is dus niet zo makkelijk bij te sturen. En een aangeboren gevoel voor rechtvaardigheid is niet voldoende om een rechtvaardiger samenleving te organiseren. Daarom hebben we – eigenlijk uit onmacht- wetten en gedragsregels. Die hetzij belonen, hetzij straffen.

Een universeel principe

Laten we eens uitzoomen. Wat leert het lèven ons over rechtvaardigheid? Bestaan er misschien dynamische, universele principes die ervoor zorgen dat we als mensheid niet helemaal uit de bocht vliegen? Zijn er feedback mechanismes in het leven die ervoor zorgen dat mensen leren om niet meer te nemen dan nodig is? Die ervoor zorgen dat we tenminste minimaal rekening houden met behoeften en rechten van anderen? En dan bedoel ik niet de gevoelens van liefde of mededogen die daarvoor zorgen, maar een soort gezond verstand, een inzicht dat elke actie een reactie heeft, elke daad een gevolg.

Allerlei spreekwoorden doen een beroep op dat gezonde verstand.

“Wie goed doet, goed ontmoet

Boontje komt om zijn loontje

De wal keert het schip

Eigen schuld, dikke bult

Wie een kuil graaft voor een ander valt er zelf in”.

Het Hindoeïsme en bepaalde stromingen in het Boeddhisme hanteren het principe van Karma. Dat stelt dat fysieke en mentale acties van een individu gevolgen hebben voor dit leven en volgende levens door middel van reïncarnatie. In het dagelijks gebruik wordt er vaak mee bedoeld dat alles wat gedaan, gedacht of gezegd wordt weer terugkomt bij de persoon zelf. Karma gaat dan over zowel de daad als over het gevolg dat uit die daad voortkomt. Karma wordt gezien als een natuurlijk principe, een wet van actie en reactie. Er is dus geen god aan het werk die straft of beloont. Een goede daad heeft van nature goede gevolgen, slechte daden hebben van nature slechte gevolgen. Zelfs staat de wet van Karma boven het onderscheid van goed en slecht: dus zonder oordeel daarover.[i]

Het rechtvaardigheidsprincipe zit dus in het leven zèlf ingebakken. Elke daad heeft zijn gevolg, wijst naar zichzelf terug. Als dat niet eerlijk is….

Het is toch goed gekomen

Een tijdje bleef ik jaloers op het mooie indianenpak van mijn broer. Maar in het spel werd al snel het verschil vergeten. Ik bleek trouwens sneller met mijn colt dan mijn broer met zijn pijl en boog. Zo werd er toch weer een balans hersteld.

Marcus Belle

[i] https://nl.wikipedia.org/wiki/Kees_Momma

[ii] Bij veel definities in dit stuk heb ik dankbaar gebruik gemaakt van Wikipedia